Overslaan en naar de algemene inhoud

Beroepsgeheim

Het delen van informatie door hulpverleners is wettelijk vastgelegd. Wie in een vertrouwelijke relatie staat ten opzichte van een hulpvrager, zal de informatie die hij of zij te weten komt, geheim moeten houden. Dit noemt men het beroepsgeheim.

Het basisprincipe van het beroepsgeheim is beschreven in de strafwet omdat het zo belangrijk is. Hulpverleners hebben beroepsgeheim omdat zij door hun beroep of hun functie geheimen krijgen toevertrouwd. Anders dan een bakker of een kapper, die soms ook een geheim krijgt toevertrouwd, is vertrouwen essentieel om de taak van hulpverlener te kunnen uitvoeren.

De cliënt heeft, zoals elke burger, recht op privacy. De privacywet beschermt zelfs extra informatie over de gezondheid van een persoon omdat dit gevoelige informatie is. Omdat hulpverleners beroepsgeheim hebben, moeten zij alles wat de cliënt hen toevertrouwt geheim houden: zij hebben dus zwijgplicht. Wat geheim is, gaat ver: zelfs het bevestigen van een vermoeden, bijvoorbeeld de vraag of een familielid van de cliënt of een hulpverlener de cliënt kent of behandelt, valt onder het beroepsgeheim. In bepaalde situaties mag het beroepsgeheim doorbroken worden als bij de cliënt sprake is van gevaar voor zichzelf of de ander.

toa-heftiba-4xe-yVFJCvw-unsplash

Waarom bestaat beroepsgeheim?

Vertrouwen tussen de cliënt en de hulpverlener is de hoeksteen van elke zorgverlening. Zonder beroepsgeheim en vertrouwen kan er geen sprake zijn van zorgverlening. De kans bestaat immers dat een cliënt de stap naar de hulpverlening niet (meer) zal durven zetten of sommige dingen niet (meer) zal durven zeggen tegen de hulpverleners. De kans bestaat dus dat de cliënt het vertrouwen verliest in zijn hulpverlener en zelfs in elke hulpverlener.

Wanneer mag de hulpverlener de zwijgplicht doorbreken?

Uitzonderlijk mag een hulpverlener zijn beroepsgeheim doorbreken, en heeft hij een spreekrecht. Het woord spreekrecht maakt het al duidelijk: de hulpverlener kan zijn beroepsgeheim doorbreken, maar is daar niet toe verplicht. Dat is bijvoorbeeld het geval wanneer jouw familielid goed geïnformeerd en uitdrukkelijk zijn toestemming geeft aan de hulpverlener om het beroepsgeheim te doorbreken, bijvoorbeeld om jou als familie te informeren. Sommige hulpverleners weigeren zelfs met toestemming van hun cliënt informatie te delen, hoewel steeds minder hulpverleners die mening hebben.

Gedeeld beroepsgeheim

Hulpverleners zijn gebonden aan beroepsgeheim, maar om hun werk goed te kunnen uitvoeren moeten zij regelmatig informatie delen met andere hulpverleners. De principes van het beroepsgeheim gelden ook hier: een hulpverlener mag slechts informatie delen als aan een aantal voorwaarden is voldaan.

Ten eerste gaat het om delen van informatie met andere hulpverleners (en dus niet met politie bijvoorbeeld). Ten tweede moet de informatie noodzakelijk zijn om kwaliteitsvolle zorg te kunnen geven. Ten derde moet het delen van informatie in belang zijn van de zorg en van de cliënt. Ten vierde mag de informatie enkel gedeeld worden onder mensen die in dezelfde mate gebonden zijn aan het beroepsgeheim.

Tenslotte moet ook hier de cliënt zijn geïnformeerde toestemming hebben gegeven vooraleer de informatie wordt gedeeld. Hierbij moet duidelijk zijn wie tot het hulpverleningsteam of zorgnetwerk behoort.

Zo weet de cliënt tot hoe ver het beroepsgeheim gedeeld wordt. Als bijvoorbeeld informatie gedeeld wordt met een andere afdeling binnen een psychiatrisch ziekenhuis om tot betere zorg bij te dragen, dan dient de cliënt dit te weten.

Beslissingsbekwaam of niet?

Beslissingsbekwaamheid is het vermogen om vrije en overwogen beslissingen te nemen. Vrij betekent ‘vrij van binnenuit’, zonder de dwingende invloed van de kwetsbaarheid, maar ook vrij van buitenaf, dus zonder dwingende invloeden van anderen of omstandigheden.

Overwogen verwijst naar het niet blind kiezen maar dat men de consequenties van een bepaalde keuze overweegt. Gewoonlijk bepaalt de arts dit. Maar idealiter gebeurt dit in samenspraak tussen de cliënt, familie en de hulpverlening m.a.w. in trialoog.

Als een cliënt ‘beslissingsbekwaam’ is, dan: (1) oefent hij zelfstandig zijn patiëntenrechten uit, en (2) moet hij toestemming geven aan een hulpverlener om zijn beroepsgeheim naar familie te kunnen doorbreken.

Als een cliënt ‘beslissingsonbekwaam’ is, dan zijn er verschillende mogelijke vertegenwoordigers die elkaar opvolgen. Men spreekt daarom over een watervalsysteem (zie volgende), zoals beschreven in de Wet op de Patiëntenrechten. Bij elk van deze mogelijkheden zal iemand anders, tijdelijk, patiëntenrechten in de plaats van een cliënt uitoefenen (wettelijke vertegenwoordiger). Het spreekt voor zich dat in dat geval die persoon recht heeft op de informatie die noodzakelijk is om goed geïnformeerde keuzes te kunnen maken. Dat neemt niet weg dat geprobeerd wordt, zoveel mogelijk en in verhouding tot het begripsvermogen van jouw familielid, jou te blijven betrekken bij keuzes die gemaakt worden.

Lees hier dit interessant essay: “Een relationeel ethisch model voor het evalueren van beslissingsonbekwaamheid in de psychiatrie”. (A. Liégeois)

Mogelijkheden in het watervalsysteem

Ten eerste kan een cliënt zelf een vertegenwoordiger benoemen die in zijn plaats optreedt als hij – tijdelijk – beslissingsonbekwaam wordt. Dit kan gaan om een familielid maar hoeft dit niet te zijn als de cliënt hier niet voor kiest. Belangrijk is dat dit gebeurt voor de cliënt beslissingsonbekwaam is, dat dit schriftelijk gebeurt en dat de cliënt en de vertegenwoordiger dit document ondertekenen. Deze benoemde vertegenwoordiger kan dan de patiëntenrechten uitoefenen voor de cliënt, zolang die beslissingsonbekwaam is. Belangrijk is dat de door de patiënt benoemde vertegenwoordiger primeert op alle anderen (zoals bv. de bewindvoerder). Het aanvraagformulier om een vertegenwoordiger aan te duiden kan je hier downloaden.

Ten tweede, als de cliënt zelf geen vertegenwoordiger heeft aangewezen (of de aangewezen vertegenwoordiger treedt niet op), dan is het mogelijk dat de vrederechter een bewindvoerder aanstelt. Deze bewindvoerder oefent enkel de patiëntenrechten uit die door de rechter zijn vastgelegd en opnieuw voor zover en zolang de beschermde persoon beslissingsonbekwaam is.

Ten derde, als er geen bewindvoerder is, dan oefenen de samenwonende echtgenoot, of de wettelijk of feitelijk samenwonende partner, de patiëntenrechten uit.

Ten vierde, als er geen partner is of de partner wil de patiëntenrechten niet uitoefenen, dan zullen de volgende personen de rechten uitoefenen, in opgesomde volgorde: een meerderjarig kind, als die er niet is, een ouder, als die er niet zijn een meerderjarige broer of zus van de cliënt.

Ten vijfde, als er geen familielid is of het familielid wil de patiëntenrechten niet uitoefenen, dan zal de hulpverlener, in multidisciplinair overleg, de belangen van de cliënt behartigen. De hulpverlener zal ook optreden wanneer een conflict bestaat over zorg tussen familie.

Bij een conflict tussen partner en kinderen heeft de partner voorrang, maar bij een conflict tussen kinderen en tussen een ouder, een meerderjarige broer of zus van de patiënt beslissen de zorgverleners.

DE VERTROUWENSPERSOON

Een cliënt kan ook een vertrouwenspersoon (VP) aanduiden om hem bij te staan in volgende situaties. Wanneer iemand een VP is, dan: (1) heeft die recht op informatie over de gezondheidstoestand van de cliënt, (2) kan die ook het patiëntendossier inkijken of een afschrift ervan vragen, mits de cliënt daarvoor akkoord geeft; hierbij hoeft de cliënt niet aanwezig te zijn en (3) heeft de VP het recht om klacht neer te leggen bij de bevoegde ombudsdienst.

De cliënt kiest zelf zijn VP, het kan dus perfect een vriend, buur of kennis zijn. Je hoeft geen familielid te zijn om VP te zijn. VP word je door een formulier te ondertekenen, samen met je familielid. Om discussie te vermijden is het van belang dat de naam van een vertrouwenspersoon is opgenomen in het cliëntendossier.

Let wel: een vertrouwenspersoon is niet hetzelfde als een vertegenwoordiger.

De vertegenwoordiger vervangt de beslissingsonbekwame cliënt en neemt de uitoefening van bepaalde rechten over. De vertrouwenspersoon staat de cliënt alleen bij.

Het aanvraagformulier om een vertrouwenspersoon aan te duiden kan je hier downloaden.

Mag ik vanuit de familie informatie delen met de hulpverlener?

Niets of niemand verbiedt je informatie te geven aan een hulpverlener. Je hebt dus geen geheimhoudingsplicht. Je kent jouw familielid zijn gewoonten, krachten en kwetsbaarheden. Je voelt dat je iets wil meegeven aan de hulpverlener over je familielid. Soms weet je echter niet of je familielid dit wel zou appreciëren. Het is daarom raadzaam van bij de start van de begeleiding afspraken te maken over wat er gebeurt met informatie die door jou gegeven wordt over de cliënt, bij voorkeur in trialoog.

Openheid is hierbij essentieel. Het is belangrijk dat je weet dat de hulpverlener weinig kan doen met informatie over je familielid dat in vertrouwen door naastbetrokkenen wordt gegeven. We moedigen hier dan ook een trialoog aan met de naastbetrokkene, cliënt en hulpverlener.

Wat mag je weten als

Dan stelt er op zich geen probleem en kan de informatie zonder problemen gedeeld worden. Wel is het belangrijk hierover in trialoog goede afspraken te maken zodat er geen misverstanden ontstaan over welke informatie er gedeeld wordt.

Om elke discussie te vermijden vraag je best aan de hulpverlener de schriftelijke toestemming van de cliënt om bepaalde informatie (bijv. wel over medicatie maar niet over de intieme relaties) te delen met bepaalde naastbetrokkenen en dit toe te voegen aan het dossier. De hulpverlener zal dus enkel die informatie delen waarvoor jouw familielid de toestemming gaf.

Als je familielid niet instemt met het geven van informatie, dan moet de hulpverlener zich daar in principe aan houden. De hulpverlener kan dus niet zomaar persoonsgebonden informatie delen, aangezien dit de nadrukkelijke toestemming van je familielid vereist.
Als familielid kan je wel niet-persoonsgebonden informatie bekomen. Verder geven we in onderstaande tabel op p.7 weer welke informatie (niet-) persoonsgebonden is. Kort samengevat komt het hierop neer: je kan perfect informatie krijgen over de manier waarop de hulpverlener of het ziekenhuis te werk gaat. Deze werkwijze staat immers los van informatie over jouw familielid en over de therapie die jouw familielid krijgt. Een hulpverlener schendt hiermee zijn beroepsgeheim niet.

Het is een goede praktijk dat een hulpverlener samen met de cliënt de dialoog aangaat, om na te gaan wat redenen zijn voor die weigering en samen met de cliënt probeert te zoeken naar manieren om de trialoog toch te kunnen aangaan.

Als het gaat om minderjarigen, kan het zijn dat de ouders het kind of jongere aanmelden, of dat het kind/de jongere zelf de stap zet naar de hulpverlener. Ouders moeten hun taak als opvoeder goed kunnen uitvoeren en zij hebben daarvoor informatie nodig. Maar de arts kan wel bijvoorbeeld oordelen dat de minderjarige voldoende maturiteit heeft en de ouders niet betrokken worden. Het is enkel bij de situatie dat een kind/jongere niet wil dat er info gedeeld wordt dat de kwestie van beroepsgeheim naar voren komt. Wat als je kind niet wil dat bepaalde info met familie gedeeld wordt?
Goede hulpverlening impliceert dat familieleden en naastbetrokkenen betrokken worden in de hulpverlening.
Een minderjarige is iemand die de leeftijd van 18 nog niet bereikt heeft.
Een minderjarige heeft, zoals iedereen, recht op: (1) privacy en (2) een vertrouwelijke behandeling van informatie over hem. Dat betekent dat in principe het beroepsgeheim van een hulpverlener ook geldt naar familie en zelfs naar de ouders of de voogd.
In welke mate de familie echter in de praktijk persoonsgebonden informatie krijgt en/of betrokken wordt bij de zorgverlening, hangt echter af de situatie, de wens van het kind/de jongere en van de maturiteit van een minderjarige.

Of iemand matuur genoeg is of niet, zal van minderjarige tot minderjarige afhangen en van situatie tot situatie. Er staat geen vaste leeftijdsgrens op.
Criterium is het al dan niet in staat zijn van de minderjarige tot een redelijke beoordeling van zijn belangen maar ook de belangen van anderen. Het is de hulpverlener die dus geval per geval zal moeten oordelen of de minderjarige bekwaam genoeg is; voor sommige beslissingen kan een minderjarige dus bekwaam genoeg zijn, voor andere dan weer niet. Verschillende elementen spelen een rol bij die beoordeling van de bekwaamheid: leeftijd, vaardigheden, vroegere ervaringen, mentale maturiteit, intelligentie, … . Het belang en de ernst van de te nemen beslissingen spelen een rol, maar ook de ernst van de gevolgen van een beslissing.

Dat een erg jong kind nog niet beslissingsbekwaam is, daar zal weinig discussie over zijn. Het wordt wel moeilijker wanneer het om een adolescent gaat.

Is de minderjarige nog niet matuur genoeg, dan is de geheimhouding niet absoluut: Ouders hebben recht op informatie die zij nodig hebben om fundamentele opvoedingsbeslissingen te nemen; gezondheid is daar zeker één van. Dit betekent dat je als ouder of voogd informatie krijgt die je nodig hebt om goede beslissingen te kunnen nemen; dat betekent niet dat je meteen alle informatie kan krijgen, bijvoorbeeld wat besproken wordt in de therapie. Ook hier is trialoog met aanwezigheid van alle betrokkenen een goed idee. Wel kan de hulpverlener met het kind op voorhand bespreken wat er gezegd wordt en hoe dat gebeurt.

<strong>Een ‘beslissingsbekwame’ minderjarige?</strong>
Oordeelt de hulpverlener dat een minderjarige cliënt matuur genoeg is om zelf goed te kunnen oordelen (dus ‘beslissingsbekwaam’ is), dan kan een minderjarige zijn patiëntenrechten zelfstandig uitoefenen. Afhankelijk van de vraag van familie kan de hulpverlener er al dan niet op antwoorden. Niet-persoonsgebonden informatie kan steeds gedeeld worden. Persoonsgebonden informatie (zie verder) kan daarentegen niet zomaar gedeeld worden en vereist toestemming van de minderjarige.

Onderstaande tabel geeft het verschil weer tussen persoonsgebonden informatie en niet-persoonsgebonden informatie

Persoonsgebonden = informatie die alleen op de cliënt te herleiden is

  • diagnose
  • behandelingsdoelen
  • behandeling: verloop, behandelplannen, prognose
  • medicatie
  • kosten
  • afbouw: planning, individuele ontslagprocedure
  • vervolgprocedure: nazorgplan, terugvalpreventie, planning taakverdeling
  • time-in en – out
  • vrijheidsbeperkende maatregelen

Niet-persoonsgebonden informatie = algemene informatie over de gang van zaken

  • algemene informatie over de afdelingen, hulpverleningsaanbod, taakverdelingen, bezoekregeling, …
  • zorg en behandelaanbod van de zorgvoorziening
  • zorg en behandelaanbod van alternatieven in de regio
  • informatie over procedures (bv. gedwongen opname, klachtenregeling, …)
  • informatie over visie en beleid t.o.v. familie
  • uitleg over rechten van familie
  • informatie over infoavonden, lotgenotencontact, …
  • algemene informatie over ziektebeelden

Als familie is het soms moeilijk je weg te vinden tussen alle juridische termen. We geven daarom de belangrijkste weer en lichten ze kort toe.

Dit geeft enerzijds het bestaan ervan weer en kan je dit bespreken. Tevens geven we weer welke impact dit heeft op het beroepsgeheim van de betrokken hulpverlener t.a.v. zijn familielid.

Gedwongen opname

Wanneer er geen andere geschikte behandeling is en een persoon met een psychiatrische problematiek een gevaar vormt voor zichzelf of voor zijn omgeving vormt, kan die persoon, via een beslissing van de vrederechter (en bij een acute situatie via de Procureur des Konings), gedwongen worden opgenomen in een ziekenhuis.

Ten eerste is een gedwongen opname voor korte tijd mogelijk, om observatie toe te laten. Ten tweede is, nadat uit die observatie is gebleken dat een gedwongen opname verder noodzakelijk is, een gedwongen opname mogelijk tot 2 jaar (ook dit is verlengbaar). Tenslotte is nadien een periode van nazorg mogelijk voor maximum 1 jaar.

Bij gedwongen opname is dus sprake van dwang: de cliënt kan zelf niet kiezen om – niet – gedwongen opgenomen te zijn.

Internering

Soms pleegt een persoon een misdrijf dat de lichamelijke of psychische integriteit van andere mensen aantast.

Als een strafrechter of een onderzoeksrechter oordeelt dat die persoon op het ogenblik van zijn beslissing een psychiatrische problematiek heeft die zijn oordeelsvermogen of de controle over zijn daden tenietdoet of ernstig aantast en bovendien het gevaar bestaat dat de persoon door zijn psychiatrische problematiek opnieuw een misdrijf zou plegen, dan kan een rechter die persoon interneren.

Anders dan bij een gewone straf is internering een maatregel, en staat er geen eindtermijn op de maatregel. In dit geval is dus sprake van dwang: de cliënt kan zelf niet kiezen om – niet – geïnterneerd te zijn.

Cliënt in zorg onder druk van justitie

Sommige cliënten komen jammer genoeg in contact met politie of justitie, bijvoorbeeld bij druggebruik of bij seksueel grensoverschrijdend gedrag. Het kan gebeuren dat een strafrechter een alternatieve straf of maatregel oplegt en bijvoorbeeld bepaalt dat iemand niet naar de gevangenis moet als hij zich laat behandelen. In deze gevallen zal een cliënt ook vaak een justitie-assistent hebben.

De justitie-assistent zal opvolgen of de cliënt zich aan de voorwaarden houdt die justitie hem heeft opgelegd. In deze situaties spreekt men over ‘hulpverlening onder druk van justitie’: sommige personen kiezen bijvoorbeeld toch voor een gevangenisstraf in plaats van voor een behandeling.

Hartelijk bedankt

Deze pagina kwam tot stand dankzij de hulp Prof. Axel Liegeois & Prof. Freya Vander Laenen.

Meer weten over beroepsgeheim? Lees zeker deze artikels/essays:

Heb je hulp nodig? Neem contact met ons op

"*" geeft vereiste velden aan

Naam*
Dit veld is bedoeld voor validatiedoeleinden en moet niet worden gewijzigd.